„Baas. Ik bedank u voor het werk. En de vrouw heeft zondag tegen mij gezeet dat mijn geen eten zou geven als ik niet op mijn tijd tuijs was en dat hoeft zij nou niet meer.” Dit korte briefje vond F. Heesters in 1817. Het was achtergelaten door Hendrik Bergmans die door het weeshuis bij hem in de leer was geplaatst. Blijkbaar aardde hij daar niet zo goed en het gevolg was dat Hendrik weggelopen was. In het Stadsarchief van 's-Hertogenbosch zijn méér van deze interessante bronnen aanwezig. De eco-documenten (brieven, dagboeken en dergelijke) staan deze week centraal in de gisteren begonnen Boekenweek. Gisteren ook gaf Ad Heinen een door Coen Free samengesteld boekje uit over deze archivalia. Als thema gebruikten zij fragmenten van Bossche oorlogsdagboeken. De sedert 1567 in 's-Hertogenbosch gelegerde soldaten hebben echter niet altijd gevochten. Wel waren zij nadrukkelijk aanwezig in het stadsbeeld. Met hun mooie uniformen en vreemde taal maakten zij indruk op de Bossche meisjes. Een groot aantal huwelijken is daar het resultaat van. De aanstaande bruidegommen moesten echter niet alleen van hun militaire commandant toestemming hebben; ook hun ouders moesten dit doen. Deze ouderlijke toestemming gaf nogal eens problemen. De jongens waren dikwijls al jaren tevoren van huis weggegaan, hadden beloofd regelmatig te schrijven en geld te sturen, maar... Nu ineens schreven ze wèl. De reacties van de ouders sprak dikwijls voor zich. Over het algemeen wensen de ouders hun naar 's-Hertogenbosch getrokken zoon - of dochter - alle goeds voor de toekomst en toestemming voor het huwelijk: „En wense u samen dat den hemel sin segen daar toe sal geve” (1734). Zoon Theodorus Abrij kreeg toestemming van zijn moeder, maar die had de bruid kennelijk eerst onderzocht: „Soo is 't dat ick mij informeert hebbende van de persone ende familie, ende daerinne consentere.” Andere ouders waren nieuwsgierig naar de partner van hun kind: „... zoo versoeck ik en u moeder dat gij dan eens overkomt met u vrouw”, schreef Hendrick Das in 1735. Marius van Langel gaf zijn dochter in 1734 toestemming, maar waarschuwde haar wel: „Nae van hartelijcke groetenisse dint dese als gij van sin sijt u te begeven in den huwelijcke staet het welck gij mijn vroegh of ick dat konsenteren wil. Ick antwoorde van jae, als het een erelijck mans kint is en gij daer mede siet met ere door de werelt kont komen, maer versint eer gij begint.” Dikwijls schreven de ouders niet zelf, maar plaatsten wel de handtekening onder een door anderen geschreven toestemming. Johannes Thunissen uit Goch had op 31 maart 1788 een briefje laten schrijven, waarin hij zijn zoon Hendrik toestemming gaf om met 'de eersaeme jonge dochter Theodora Bruijs' te trouwen. Het briefje was niet meer door hem ondertekend. Johannes van Haaren, de pastoor, ondertekende het: „Dat dit de uiterste wil is van Joannes Theunissen voornoemt, die den 1e april overleeden is”. |